'Dit wie de brijkarre fan eartiids!'
Het was in de dorpsgemeenschap Engwierum, daar woonden we. Eens per week kwam daar de ‘brijkarre’. Het geluid van de bel klonk, en daar kwamen alle moeders op af. Ze hadden hun eigen emmertjes en melkbusjes mee, je kon de melk tappen uit een grote melkbus waar een kraantje onder zat. 'Rijstepap en gortepap maakte mijn moeder ervan. Lekker? Nee..
Ik woonde zelf op een boerderij, zat op de Mavo in Kollum en als ik uit school kwam stond mijn vader met allemaal klusjes klaar. Uiteindelijk ben ik leraar geworden, aan de basisschool in Wierum, ‘meester aan de zeedijk’. Als leraar had je aanzien, hoor! Tussen de middag gingen de kinderen naar huis en at ik op school. Rond half 1 gingen we met de kinderen naar de zeedijk, práchtig!' Mevrouw Noordhuis woonde in Wierum, haar ouders hadden een kruidenierswinkeltje, zij was de ‘meester’s Juffrouw’, zo noemden ze haar. 'Mooi hè?'
‘It iis wie hearlik! We komme gau wer. Jim moatte sizze dat ik dat mantsje op de wite scooter bin!’
